(door Glen de Schampheleire)
Wat ik me al regelmatig heb afgevraagd: een bestaan als schaakprof, zou dat iets voor mij zijn? Toen ik 14 was, las ik met grote belangstelling ‘Het Smalle Pad’ van Jan Timman. In dat boek schrijft Timman over zijn belevenissen (schaakpolitiek, wilde drankfestijnen, enerverende wedstrijden…) tot en met de tweekamp tegen Artur Yusupov in de halve finale van het kandidatentoernooi in 1984, het toenmalige hoogtepunt uit zijn carrière. Een vol en rijk leven helemaal in het teken van het spel waar je verslaafd aan bent. Ik zag het al zo voor me. Slechts één probleem: ik kon en kan nog steeds helemaal niet zo goed schaken als Jan Timman dat kan.
Wedstrijden zoals de interclubwedstrijd in Purmerend brengen me alvast terug tot de realiteit. Ik ben niet geschikt voor een leven als professioneel schaker. Toen ik om 7u30 ’s ochtends een warm bed, vriendin en hond moest achterlaten om drie van onze spelers op te gaan halen in Gent, had ik al het gevoel dat dit niet mijn dagje ging worden. Bij Warre was het wellicht net zo. Zijn goede humeur verdween als sneeuw voor de zon toen hij belaagd werd door Rex, de massieve Deense dog van de Ruszhansky’s. Warre kwam er gelukkig met de schrik – en niet bijvoorbeeld met een gescheurde broek – vanaf.
Vanaf Sas van Gent nam ervaren gids Koen ons, Vlaamse naïevelingen, mee voor een trip langs de mooiste plekjes van Nederland. Van het zacht glooiende rurale Zeeland (‘Daar, een camperpark! Dat kennen jullie vast niet’) tot de metropool Amsterdam (‘In deze chique buurt heeft Helmut nog gewerkt’). Na een rit van bijna drieënhalf uur kwamen we aan in het woonzorgcentrum in Purmerend. De schaakpartijen worden daar afgewerkt in een aangenaam en behaaglijk warm zaaltje. De werkelijke temperatuur viel evenwel in het niet in vergelijking met de koorts bij de toeschouwers halfweg de wedstrijd. Beide teams waren immers zeer aan elkaar gewaagd.
William had een leuke rommelpartij waar zijn initiatief en actievere stukken uiteindelijk de doorslag gaven. Ik had de indruk dat zijn tegenstander in de analyse niet veel van Williams va-banque-spel geloofde, maar het eerste punt was voor ons.
Ik besloot de spankracht in de wedstrijd te verhogen. De focus was bij mij helaas helemaal afwezig deze zaterdagnamiddag. Barry Brink had maar weinig moeite om de scherven op te vegen. Wit hoefde enkel maar de stukken naar het centrum te brengen en daarna de stelling te openen met de breekzet …e4 en niet veel later kon ik de vlag al strijken. Een miniatuurnederlaag die nog een tijdje bij mij is blijven nazinderen. Misschien wel de reden waarom u dit verslag met een paar weken vertraging leest.
Helmut bracht ons gelukkig opnieuw op voorsprong. Hij maakte optimaal gebruik van de vele zwakke velden in de Stonewall-opstelling van zijn tegenstander en won voor het eerst in anderhalf jaar (!) nog eens een partij! Moge er dit seizoen nog vele punten volgen! (nvdr; Helmut heeft zijn ‘winning streak’ niet kunnen verderzetten)
Voor beslissingen in de andere partijen was het nagelbijtend afwachten. Enrico en Warre stonden overwegend, bij Tamer was het onduidelijk en Koen, Elias en Benjamin hadden een zware pijp te roken. Paul bracht het eerstvolgende resultaat: een solide remise tegen supertalent Hing Ting Lai. Vóór de start van de wedstrijd zouden we zeker getekend hebben voor een half punt tegen hun sterkste speler.
Bij Warre ging het mis in tijdnood. Een gewonnen stelling werd naar eeuwig schaak verkwanseld. Ik zag onze teamcaptain Helmut alsmaar nerveuzer door de zaal ijsberen, want ook op de andere borden begonnen de kansen nu te kantelen. Enrico had een tactische tegenkans toegelaten vlak voor de 40ste zet en plots was zijn voordeel niet meer zo duidelijk. Bij Benjamin ging het ondertussen van kwaad naar erger: de zwarte stukken waren veroordeeld tot totale passiviteit. De vraag was hier niet ‘hoe?’ maar ‘wanneer?’ de witte stukken de zwarte positie zouden overrompelen. Een relatief lichtpuntje was dat Koen een deprimerend eindspel had omgeturnd naar een toreneindspel met een extra pion.
De derde helft van de wedstrijd ging weer onze kant op. De remise van Tamer was een eerste relatieve opsteker. Tamer had de partij solide opgezet, stond op een bepaald moment ook een pak beter, maar in tijdnood was er even een gevaarlijke fase. Na de 40ste zet verdween er meer en meer materiaal van het bord. Pieter Hopman probeerde het nog even met een extra pion, maar Tamer trok vrij moeiteloos de vis op het droge.
Niet veel later voegde Enrico een puik punt toe aan ons scoreboek. Hij had het tricky eindspel toch goed ingeschat en bouwde zijn voordeel na de tijdnoodfase vakkundig uit. Benjamin verweerde zich op zijn beurt urenlang zeer moedig in een praktische patstelling, maar moest uiteindelijk toch het hoofd buigen. Zijn enthousiaste Duitse tegenstander probeerde Benjamin nog tot een post-mortem analyse te verleiden, maar de nuchtere Benjamin wimpelde hem beleefd af. Vijf uur op de folterbank is meer dan genoeg!
Ondertussen was het voor de toeschouwers wel duidelijk dat Elias de sleutel tot de matchzege in handen zou hebben. Elias is wellicht het grootste Belgische talent op dit moment. Er zijn nog enkele ruwe kanten aan zijn spel, maar op 12-jarige leeftijd is zijn inzet en concentratie achter het bord al heel indrukwekkend. De twee spreekwoordelijke kemphanen verruilden een intense openingsfase voor een even enerverend middenspel. Wit had meer materiaal, maar zwarts twee verbonden vrijpionnen denderden in volle vaart naar het promotieveld. Mijn eerste indruk was dat Elias volledig verloren stond, maar onze youngster bleef zetten vinden die hem op de been hielden. Ik weet niet waar het precies mis ging voor Michael Coenen, maar plots waren de vrijpionnen gestopt en marcheerden de witte pionnen naar de zege. Boeken toe!
Koen legde de eindstand vast. Hij probeerde het nog lang, zeer lang in het toreneindspel, maar Roger Labruyère hield onze Zeeuwse grootmeester goed in bedwang.
4-6 is een uitstekend resultaat tegen een gevaarlijke concurrent. Laten we hopen dat we dit ritme kunnen volhouden!